Je kan niet goed zijn, wanneer je probeert goed te zijn
A truly good man is not aware of his goodness and is therefore good.
A foolish man tries to be good and is therefore not good.
The master does nothing, yet he leaves nothing undone.
The ordinary man is always doing things, yet many more are left to be done.
The highest virtue is to act without a sense of self.
The highest kindness is to give without condition
The highest justice is to see without preference
The great master follows his own nature and not the trappings of life
– Tao Te Ching, vers 38
A truly good man is not aware of his goodness and is therefore good.
Ik wil goed zijn. Maar ik ben het niet, omdat ik het wil zijn. Omdat ik het probeer. En wanneer je bent aan het proberen om goed te zijn, ben je niet goed aan het zijn.
Vanaf dat je begint te denken aan goed versus slecht, ben je niet langer in een staat van pure goedheid.
(goedheid is niet iets dat je bent als persoon inderdaad, het is een staat waarin je kan in en uitstappen)
En we weten dit allemaal maar al te goed. Wanneer we praten met een persoon die slecht spreekt over iemand anders, ongeacht hoe slecht die ander mag zijn, het is de persoon van wie we het te horen krijgen die we minder zullen vertrouwen.
Want zij zitten niet in een staat van pure goedheid. Wanneer je goed bent, kan je begrijpen, kan je vergeven, je hoeft niet te verwijten, te haten, te vrezen. Wanneer je tot in een staat van spiritualiteit bent gestegen, zal je goed zijn voor de moordenaar van je kind. Je zal wensen dat hij zijn pad vindt, dat hij onverloren loopt.
De natuur heeft geen besef van zijn goedheid. Een boom denkt niet na over zijn manier van leven, over hoe hij een klein rolletje speelt in de bigger picture. De boom doet wat ie doet. Zonder tegenstrubbelen volgt hij zijn natuur. Hij groeit, hij zaait, hij ademt en hij waait. Nooit kiest hij om te stoppen met zaaien of te stoppen met waaien, hij doet wat hij doet tot aan zijn dood.
The master does nothing, yet he leaves nothing undone
De ouder die continu denkt aan de to do lijst, focust op leren eerder dan ervaren, deze ouder spendeert zijn dagen rond wat fout gaat. Deze ouder denkt: ik ben degene die deze familie samenhoudt. Deze ouder rent van ’t één naar ’t ander. Altijd druk in de weer en bezorgd om morgen.
Deze ouder verwijt de ouder die kalm is.
Terwijl, in realiteit, het de kalme ouder is die de familie samenhoudt. Door ervan te houden onvoorwaardelijk, door ze goed te vinden zoals ze is. Door te genieten van elke ervaring, goed en slecht. Want er is geen slecht, er is alleen goed.
Het is deze ouder die de kinderen het meeste geeft.
Terwijl drukke andere ouder denkt aan wat gisteren misliep en wat we morgen moeten vermijden, is de kalme ouder aanwezig. Aan het kijken hoe zijn kind speelt, aan het luisteren wanneer zijn kind vertelt, helemaal in personage tijdens het verhaaltje voor het slapengaan.
Deze ouder is zijn kind aan het tonen waar het leven om draait.
Dit is degene die in de realiteit leeft.
Omdat hij niet probeert om “realistisch” te zijn. Hij probeert niet alles te controleren. He begrijpt dat hij dat niet kan.
Wat voor les is dat om te leren aan je kinderen, dat je op elk moment in controle moet zijn?
Is dat niet puur sadisme? Als je weet dat dit nooit gaat lukken… Dat is toch gewoon gemeen? Ze in de val lokken van perfectionisme en falen.
Do je kind dit niet aan. En doe jezelf dit niet aan.
Mind the trappings of life
“The highest virtue is to act without a sense of self”
Ja maar… moet ik nu mijzelf zijn of niet?
Zoals Freud het al mooi theoretiseerde: jezelf is niet gewoon één stuk. Het bestaat uit drie delen: het Id, het Es en het Uber-es.
Het Uber-es is je ego, je nood aan een succesvolle carrière, want dat is waarvoor je omgeving naar je opkijkt. Het Id is je diepste natuur, die je smeekt en meetrekt naar een compleet andere plaats. En het Es, dat zit ertussen in. Zoals een kind tussen vechtende ouders. Caught in the middle.
Dus schematisch simpel voorgesteld: het Es is wie jij bent, het Id is je lichaam en het Uber-es is de maatschappij. Of toch de stem van maatschappij in je hoofd. Want het gaat steeds om jouw interpretaties.
En het Es kan pas vrede vinden wanneer de andere twee niet constant aan het bekvechten zijn.
Ik wil bv. graag in de natuur gaan wonen. Ik heb een vrij succesvolle job voor mijn leeftijd: iets dat bij mijn persoonlijkheid past, iets waar ik goed in ben, iets wat de meesten van mijn leeftijd nog niet hebben en sommigen nooit zullen hebben. Mijn familie zegt me hoe goed ik bezig ben en ik voel me trots.
Wanneer ik denk aan dit verlaten, voel ik me instant een loser. Want dat is hoe de buitenwereld mij zal zien. Maar moet ik daarom een ongelukkig onjuist leven leiden, door wat zij denken, of moet ik mijn eigen pad volgen?
Ik geloof dat het eigenlijke feit dat je geeft om de mening van anderen toont dat je niet gelukkig bent. Je zoekt het geluk bij hen. In plaats van in jezelf. Eens je een staat van vrede bereikt, word je niet aangetast door wat anderen zeggen of denken over jou.
Op school was ik altijd de eenzaad. Dedie zonder vrienden. Of met weinig vrienden. Dus ik probeerde heel hard te leren hoe ik mij moest gedragen, hoe ik moest zijn, om vrienden te vinden. Niet per se omdat ik meer vrienden nodig had, maar omdat ik bang was van wat anderen zouden denken van mij, dat meisje dat daar maar alleen zit rond te lopen.
Ook al had ik veel plezier in mijn eigen wereldje, in mijn verhalen. Ik was aan het dansen op de speelplaats, ik praatte enthousiast tegen alle ingebeelde personages van mijn eigen toneelstukje. Andere kinderen kwamen vragen wat ik aan het zingen was. En ik antwoordde: ik ben niet aan het zingen. Dan keken ze scheef en gingen ze al lachend weg. En ik speelde verder. Ik was echt gelukkig.
Tenzij mijn grote broer naar me toe kwam om even te zeggen dat hij mij dood woud. Dan was ik minder gelukkig. Zeker wanneer hij met al zijn vrienden kwam. Ze waren 6 jaar ouder dan mij.
Anyway, ik was gelukkig genoeg op mezelf. Ik had een aantal toffe vrienden maar hoefde niet constant bij hen te zijn.
Hoe meer puberteitshormonen door mijn bloedvaten rezen echter, hoe angstiger ik werd voor de mening van leeftijdsgenoten. Zeker de andere meisjes. Dus ik probeerde meer zoals hen te zijn. Met success. Op korte tijd werd ik vrij populair.
Maar pas nu dat ik dat allemaal los heb gelaten en de fantasie in mijn hoofd terug vrij heb gelaten, ben ik echt gelukkig.
En ik weet maar al te goed dat ik nog meer vol vrede zal zijn in de natuur, zelfs zonder mijn job.
Ik hou van mijn job, echt, niet gewoon omdat mijn familie het goedkeurt. Maar ik zal nooit van een job kunnen houden zoals ik van de natuur hou.
Ik ben de natuur.
Dus de vraag was nooit echt: zal ik gaan?
De vraag is waar en wanneer
En dat is aan de wind om te beslissen